X

IS EEN DNA-TEST IETS VOOR MIJ?

Haloperidol

Haloperidol is een klassiek antipsychoticum dat nog steeds veel gebruikt wordt. Het remt de effecten van de natuurlijk voorkomende stof dopamine in de hersenen. Haloperidol wordt voorgeschreven bij psychose, schizofrenie, manie, onrust, dementie, tics, dwangstoornissen, misselijkheid en braken.

Haloperidol en het nut van DNA-analyse

De snelheid waarmee haloperidol in je lichaam wordt verwerkt, varieert per individu. Als gevolg hiervan zijn de effectiviteit en bijwerkingen van haloperidol deels te voorspellen op basis van je genen. Dit wordt farmacogenetica genoemd.

Een preventieve farmacogenetische DNA-analyse kan daarom een belangrijk hulpmiddel zijn bij het optimaliseren van je medicatie.

Ook bekend als

Haloperidolum, Haldol, Aloperidin, Bioperidolo, Brotopon, Dozic, Duraperidol, Einalon S, Eukystol, Halosten, Keselan, Linton, Peluces, Serenace, Sigaperidol

Mogelijke bijwerkingen

Regelmatig (bij meer dan 30 op de 100 mensen)

  • Seksuele stoornissen, zoals minder zin in vrijen en moeilijker een erectie krijgen.

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Afvlakking van het gevoelsleven, verlies van initiatief en activiteit, gevoel opgesloten te zitten en een gevoel van leegte. Ook kan een depressie ontstaan of een bestaande depressie verergeren.
  • Bewegingsstoornissen, zoals rusteloosheid (akathisie), plotselinge spiertrekkingen in hoofd, mond of gezicht (dystonie) en spierstijfheid (parkinsonisme).
    Akathisie kan zich ook uiten in niet stil kunnen zitten, wiebelen met voet of hand, onrustgevoelens. En parkinsonisme in trillen, moeite met bewegen, lopen of spreken.
    Door deze bijwerkingen kunt u ook spier- of gewrichtspijn krijgen.
    Sommige bewegingsstoornissen beginnen binnen enkele dagen na de eerste dosis of na een dosisverhoging. Het kan ook na langdurig gebruik ontstaan, of pas na stoppen. Soms verdwijnt het binnen een paar dagen.
    Overleg met uw arts als u bewegingsstoornissen merkt. Soms kan uw arts de dosering verlagen of u een ander medicijn voorschrijven waar u minder last van krijgt. Ook zijn medicijnen mogelijk die de bewegingsstoornissen tegengaan.
    Zelden ontstaan 'late bewegingsstoornissen' (tardieve dyskinesie) U merkt ze in eerste instantie aan zuig-, kauw- en smakbewegingen, bewegingen van de tong en grimassen en tics van het gezicht.Of aan buig- en strekbewegingen van vingers en tenen, dansachtige bewegingen van armen en benen en zwaai- of draaibewegingen van schouders en bekken.
    Als deze bijwerkingen ontstaan is dat meestal na langdurig gebruik (meerdere maanden). Soms komen ze pas aan het licht als u met dit medicijn bent gestopt. Na stoppen nemen de verschijnselen na verloop van tijd af, maar bij een deel van de mensen gaat deze bijwerking niet meer helemaal over.
    Raadpleeg uw arts als u lijdt aan de ziekte van Parkinson of als u al een bewegingsstoornis heeft. De verschijnselen kunnen door dit medicijn verergeren. Misschien kan de arts een ander medicijn voorschrijven.
  • Sufheid, slaperigheid, in de war zijn (verwardheid) en vermindering van het reactie-, concentratie- en coördinatievermogen. Voorkom ongelukken in het verkeer, maar ook bij andere activiteiten thuis en op het werk, bijvoorbeeld wanneer u een ladder beklimt, apparaten bedient en op het werk iets bewaakt of controleert. Ook als u `s nachts uit bed moet om naar het toilet te gaan, kunt u minder controle over uw spieren hebben en daardoor sneller vallen.
  • HoofdpijnRaadpleeg uw arts als u hier veel last van heeft.

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Gewichtstoename, door een toename van de eetlust en een veranderde stofwisseling. Raadpleeg uw arts of een diëtist als u hier veel last van heeft.
  • Gewichtsafname en minder eetlust hebben. Als de eetlust niet vanzelf terugkomt en u veel last heeft van gewichtsafname, raadpleeg dan uw arts.
  • Bij vrouwen kan de menstruatie stoppen. Dit kan geen kwaad. Na stoppen met het medicijn komt de menstruatie weer op gang. Als u het erg vervelend vindt, raadpleeg dan uw arts.
  • Maagklachten. Dit kunt u voorkomen of verminderen door de tabletten tijdens het eten in te nemen.
  • Verstopping (obstipatie). Eet vezelrijke voeding en drink veel.
  • Pijn en irritatie op de injectieplaats. Als u haloperidol als injectie in de spier krijgt, kan dit pijnlijk zijn. Ook kunt u last krijgen van een onderhuidse knobbel op de injectieplaats. Dit verdwijnt vanzelf na een paar dagen.
  • Kwijlen, vooral tijdens de slaap. Raadpleeg uw arts als u hier veel last van heeft.

Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

  • Duizeligheid of zwart voor de ogen, vooral bij opstaan uit bed of uit een stoel. Dit gaat in het algemeen over als uw lichaam zich heeft ingesteld op het medicijn. Dit is meestal binnen enkele dagen tot weken.
    Als u zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt dan het best even liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen. Blijft u last houden, bespreek dit dan met uw arts. Mogelijk kunt u het medicijn 's avonds innemen, dan heeft u overdag minder last van duizeligheid.
  • Moeilijk kunnen plassen. Dit is vooral van belang als u al moeite heeft met plassen door een vergrote prostaat. Neem contact op met uw arts als u dit merkt.
  • Huiduitslag, roodheid, jeuk, overmatig zweten of overgevoeligheid voor zonlichtRaadpleeg uw arts als u hier veel last van blijft houden. Als u overgevoelig bent voor zonlicht, blijf dan uit de directe zon of smeer u in met zonnebrandcrème met een hoge factor.
  • Maligne neurolepticasyndroom. Dit is te merken aan onverklaarbare koorts, zeer stijve spieren, sufheid, hartkloppingen en ernstig zweten. Neem bij deze verschijnselen onmiddellijk contact op met uw arts. Als het optreedt, is dat meestal tijdens de eerste 2 weken van het gebruik of binnen 2 weken na een verhoging van de dosering.
  • Bloedstolsels in de bloedbaan (trombose). Dit vergroot de kans op vaatziektes, zoals een trombosebeen of beroerte. De verschijnselen van trombose kunnen zijn pijnlijke zwelling van het been of plotselinge kortademigheid. Neem bij deze verschijnselen meteen contact op met uw arts. Mensen die al eerder trombose hebben gehad of die medicijnen gebruiken tegen trombose hebben hier meer kans op.
  • Hartritmestoornissen. U merkt dit soms alleen aan plotselinge duizelingen of als u even wegraakt. Vooral mensen met de hartritmestoornis verlengd QT-interval hebben hier meer kans op. Gebruik dit medicijn NIET als u deze hartritmestoornis heeft.
  • Borstvorming (bij mannen) en melkafscheiding. Raadpleeg uw arts als u hier veel last van heeft.
  • Ontsteking van de lever. Bij geelzucht moet u direct een arts waarschuwen.
  • Droge mond, droge ogen en wazig zien. Als u het syndroom van Sjögren heeft, een ziekte waarbij de slijmvliezen van onder andere ogen en mond droger zijn dan normaal: u kunt meer klachten krijgen. Dit medicijn vermindert de aanmaak van traanvocht en speeksel. Neem contact op met uw arts als u meer last heeft van oogirritatie of een droge mond.
  • Dit medicijn kan bij mensen met epilepsie een aanval uitlokken. Ook andere medicijnen tegen psychose hebben deze bijwerking. Artsen kiezen bij mensen met epilepsie vaak voor haloperidol omdat het minder kans op een aanval geeft dan de meeste andere medicijnen tegen psychose.

Raadpleeg uw arts als u te veel last heeft van één van de bovengenoemde bijwerkingen of als u andere bijwerkingen ervaart waar u zich zorgen over maakt.

Er bestaan veel verschillende soorten medicijnen tegen psychose. Deze hebben wel dezelfde werking, maar verschillende bijwerkingspatronen. Mogelijk is een ander antipsychoticum voor u geschikter.

kinderen

Over bijwerkingen bij kinderen is minder bekend dan bij volwassenen. Waarschijnlijk kunnen de bijwerkingen die bij volwassenen gemeld zijn, ook voorkomen bij kinderen. Zie voor deze bijwerkingen en hoe vaak deze voorkomen de informatie over haloperidol bij volwassenen.

Bijwerkingen waarvan bekend is dat ze bij kinderen kunnen voorkomen, zijn:

  • Sufheid, slaperigheid, verwardheid en vermindering van het reactie-, concentratie- en coördinatievermogen. Dit is vooral lastig bij activiteiten waarbij oplettendheid nodig is, zoals tijdens het fietsen, spelen, leren of op school.
  • Hoofdpijn. Raadpleeg de arts als uw kind hier veel last van heeft.
  • Droge mond, droge ogen en wazig zien. Als uw kind het syndroom van Sjögren heeft, een aandoening waarbij de slijmvliezen van onder andere ogen en mond droger zijn dan normaal: uw kind kan meer klachten krijgen. Dit medicijn vermindert de aanmaak van traanvocht en speeksel. Neem contact op met de arts als uw kind meer last heeft van oogirritatie of een droge mond.
  • Verstopping (obstipatie). Laat uw kind vezelrijke voeding eten en veel drinken.
  • Moeilijk kunnen plassen. Neem contact op met de arts als uw kind dit merkt.
  • Trillenbewegingsstoornissen, zoals rusteloosheid (akathisie), plotselinge spiertrekkingen in hoofd, mond of gezicht (dystonie) en spierstijfheid (parkinsonisme).
    Akathisie kan zich ook uiten in niet stil kunnen zitten, wiebelen met voet of hand, onrustgevoelens. En parkinsonisme in trillen, moeite met bewegen, lopen of spreken.
    Door deze bijwerkingen kan uw kind ook spier- of gewrichtspijn krijgen. Sommige bewegingsstoornissen beginnen binnen enkele dagen na de eerste dosis of na een dosisverhoging. Het kan ook na langdurig gebruik ontstaan, of pas na stoppen. Soms verdwijnt het binnen een paar dagen. Overleg met de arts als u bewegingsstoornissen merkt. Soms kan de arts de dosering verlagen of uw kind een ander medicijn voorschrijven waar hij minder last van krijgt. Ook zijn medicijnen mogelijk die de bewegingsstoornissen tegengaan.
    Er kunnen 'late bewegingsstoornissen' ontstaan (tardieve dyskinesie). U merkt ze in eerste instantie aan zuig-, kauw- en smakbewegingen, bewegingen van de tong en grimassen en tics van het gezicht. Of aan buig- en strekbewegingen van vingers en tenen, dansachtige bewegingen van armen en benen en zwaai- of draaibewegingen van schouders en bekken.
    Raadpleeg de arts als uw kind last krijgt van deze verschijnselen.
    Als deze bijwerkingen ontstaan is dat meestal na langdurig gebruik (meerdere maanden). Soms komen ze pas aan het licht als uw kind met dit medicijn is gestopt. Na stoppen nemen de verschijnselen na verloop van tijd af, maar bij een deel van de mensen gaat deze bijwerking niet meer helemaal over.
    Raadpleeg de arts als uw kind al lijdt aan een bewegingsstoornis. De verschijnselen kunnen door dit medicijn verergeren. Misschien kan de arts een ander medicijn voorschrijven.
  • Maligne neurolepticasyndroom. Dit is te merken aan onverklaarbare koorts, zeer stijve spieren, sufheid, hartkloppingen en ernstig zweten. Neem bij deze verschijnselen onmiddellijk contact op met uw arts. Als het optreedt, is dat meestal tijdens de eerste 2 weken van het gebruik of binnen 2 weken na een verhoging van de dosering.
  • Hartritmestoornissen. Uw kind merkt dit soms alleen aan plotselinge duizelingen of als hij even wegraakt. Vooral mensen met de hartritmestoornis verlengd QT-interval hebben hier meer kans op. Laat uw kind dit medicijn NIET gebruiken als hij deze hartritmestoornis heeft.
  • Spierpijngewrichtspijnspierzwakte en spierkramp. Het is niet bekend hoe vaak deze bijwerking voorkomt. Meestal is dit onschuldig, maar het kan wijzen op een ernstige bijwerking op de spieren. De verschijnselen van deze ernstige bijwerking zijn spierpijn, spierzwakte, algemeen ziek voelen, koorts, misselijkheid en braken. De spierpijn zit meestal in de kuiten of onderrug, maar ook het gehele lichaam kan zeer doen. Overleg met de arts als uw kind onverklaarbare spierpijn heeft. Als deze spierpijn door het medicijn komt, kan de arts eventueel de dosering verlagen of een ander medicijn voorschrijven. Als uw kind last krijgt van ernstige verschijnselen, moet u zo snel mogelijk de arts raadplegen.
  • Lage bloeddruk. Het is niet bekend hoe vaak deze bijwerking voorkomt.
logo iGene

© Copyright 2024 - iGene | Disclaimer | Algemene voorwaarden | Privacyverklaring | Cookieverklaring
iGene / Oude Haven 102 / 6511 XH Nijmegen / +31 (0)10 310 4200 info@igene.eu